Editoriaal – n°10 – december 2008

Ik weet het. Ik ben te idealistisch met wijn bezig. Het is trouwens het probleem dat zich voordoet bij alles wat ik doe. Vele mensen blijken dit interessant te vinden en vragen zich af van waar al dat positivisme vandaan komt. Anderen vinden idealisten halve onnozelaars en vermoeiende betweters. Zelf vind ik dit eerder normaal, maar besef met ouder worden dat idealisme met de tijd pure roofbouw is op het mentale en fysische gestel van een mens. Als je gedreven actief bent met iets, dan kan het beste nooit genoeg zijn. De drang naar uitmuntendheid is groter dan een moment van opperste wellust. Idealisme wordt gedragen door passie, rechtvaardigt topprestaties, stimuleert creativiteit en impliceert een visie op lange termijn. Zonder idealisme vervalt een mens in vervlakking en wordt hij een grijze muis in de anonieme collectiviteit.

Ik mag het niet gedroomd hebben ’s morgens te moeten opstaan met het gevoel dat al mijn idealen zouden zijn opgedroogd. Misschien is het daarom dat ik veel te veel wijn drink om te verkomen dat ik cerebraal zou verdrogen tot een lusteloze, oncreatieve woestijn. En ik kan je verzekeren dat wijn één en ander kan losmaken bij een normale mens. Wanneer je ook nog idealisme kan steken in een bezigheid waar wijn een centrale plaats inneemt, dan is het volledig om zeep. In mijn pathologisch geval kan je spreken van een losgeslagen wijnideaal dat als een splinterbom in verschillende richtingen explodeert. De Vlaamse Wijngilde, de Baronnie du Costes du Rhône, Ken Wijn-magazine en Clos des Freres zijn uiteindelijk maar een greep uit niet te misverstane expressies van mijn geïdealiseerde splinterbom. Ik hoop daarmee zoveel mogelijk mensen te ‘treffen’ en ze te ‘raken’ met een zeker kwaliteitsgevoel over wijn. Het is een goed gevoel te weten dat ik nog genoeg munitie heb om nog enkele jaren op dit vlak door te gaan en Vlaanderen te terroriseren met een constructieve wijnspirit. Als een onvermoeibare sluipschutter zal ik blijvend ten strijde trekken tegen de vooringenomenheden over wijn, tegen wijnelitarisme, tegen opgeblazen wijnkikkers, tegen afschuwelijke ondoordachte wijnkaarten in toprestaurants en tegen exuberante wijnprijzen.

Het grote nadeel bij een idealist is het feit dat hij moeilijk ‘neen’ kan zeggen. De ja-cultuur is zowaar ingebakken in de mentaliteit van elke optimistische idealist. Wil je eens komen spreken over wijn, meneer Erwin? Tuurlijk. Zou je eens een wijnpresentatie willen geven? Met plezier. Wij zouden graag een wijncursus van jou willen krijgen, meneer Erwin? Geen enkel probleem. Kan je wat leuke flessen uit Frankrijk meebrengen? Waarom niet. Kan je voor ons een wijnreisje in elkaar steken, Erwin? Doe ik al jaren. Kunnen we een bezoekje komen brengen op uw domein? Zeker, als je vooraf belt. Hé Erwin, je komt toch ook naar onze wijnactiviteit, nietwaar? Vaneigens, mijn gedacht. Wil je iets schrijven over onze degustatie of deze wijnhappening, meneer Erwin? Mijn laptop staat al aan. “Owee”, als je eens ‘neen’ durft te zeggen. Niet alleen wringt het met mijn idealistisch geweten, maar je wordt plotseling door de buitenwereld als een pretentieuze nitwit door de catacomben van het wijnestablishment gesleurd. Enig begrip voor mijn seksueel leven of voor wat slaaprust is er hoegenaamd niet meer bij. Zonder het te weten worden wijnidealisten de meest asociale gedrochten op deze aardbol en is hun enige uitweg het schrijven van voorwoorden in nachtelijke omstandigheden.

Het feit dat een wijnidealist geen ‘neen’ kan zeggen heeft nog een veel erger gevolg voor de financiële gemoedrust. In deze economische onzekere tijden wordt een wijnidealist zwaar getroffen in de essentie van zijn bestaan. Neem nu mijn geval, wat in de gegeven omstandigheden het gemakkelijkst is. Ik had voorgenomen om dit jaar amper wijn te kopen. Mijn vrouw krijgt telkens een acute virtuele levercirrose wanneer ze per ongeluk de wijnkelder durft te betreden. Daarenboven probeert zij mij pijnlijk duidelijk te maken dat ons ondergronds liquide fortuin meer waard zou zijn als wij zelf enkele flessen zouden kunnen verkopen. Ik kan deze heiligschennis niet over mijn hart krijgen. De juwelen uit onze kelder gooi ik niet te grabbel. De schoonheid van sommige ouder wordende flessen en het subtiele stof van de tijd zijn de pure resultanten van mijn geduld. Het spannende moment om een indrukwekkende, unieke fles wijn te kunnen bovenhalen en dit te kunnen savoureren met mijn beste vrienden is als de beste seks. Ik moet telkens alle registers open trekken ter verdediging van mijn wijnmausoleum, ter conservering van mijn ultieme bibliotheek van aroma’s. Hoewel mijn argument om wijn als ideale belegging te verantwoorden zeer sterk overkomt in tijden dat de banken van de ene kater naar de andere kruipen, lost dit echter mijn probleem van plaatsgebrek niet op. Een matig aankoopbeleid is dus de boodschap.

Voor een wijnidealist is dit een gigantisch moeilijke uitdaging; voor de vrouw van een wijnidealist eerder een opluchting. Maar het trauma om geen ‘neen’ te kunnen zeggen haalt soms verwoestend uit. Ik weet van mijzelf dat ik alles kan weerstaan, behalve de verleiding (dixit Oscar Wilde). Ik probeer in deze optiek de honderden uitnodigingen voor de najaardegustaties naast mij neer te leggen, omdat ik weet dat ik bij elke geëngageerde cavist wel iets zal ontdekken dat ik onweerstaanbaar lekker vind. Ook het respect voor de wijnhandelaar die het beste van zichzelf geeft om mooie wijnen te laten degusteren, beïnvloedt uiteindelijk altijd mijn koopgedrag. Tot op heden ben ik er handig in geslaagd mijn wijnkoopverslaving disciplinair onder controle te houden…tot ik in opdracht van de Vlaamse Wijngilde mijn plicht diende te vervullen op Megavino. Ik stond nog geen minuut in de stand van de Vlaamse Wijngilde of de eerste vriend-cavist kriebelde mij met een paar van zijn nieuwigheden. Uiteindelijk ken ik meer dan de helft van alle exposanten. Je maakt een praatje, je proeft een glaasje, ze doen iets speciaals open, je krijgt een prijsje… en lap…ik was verkocht.

Uiteraard waren de wijnen subliemer en liepen de aankopen vlotter naarmate ik meer proefde. Ze hebben de wijnidealist weer op zijn zwak punt kunnen betrappen. In de late namiddag heb ik de stand van de Vlaamse Wijngilde amper nog gezien. Diep in mijzelf teruggetrokken proefde ik de ene revelatie na de andere, sloop ik discreet van de ene stand naar de andere, verbaasde ik mijzelf andermaal hoe lekker goede wijn wel kan zijn en verborg ik heimelijk elke bestelbon na de andere in mijn binnenzak. Om negen uur ’s avonds vertrok ik uit Brussel met een volle koffer en de dagen daaropvolgend kwam de ene levering na de andere binnen. Ik dacht dat ik mij nog redelijk had ingehouden en bij sommige handelaars had ik zelfs de afspraak gemaakt nog eens bij hen langs te komen. Bij deze mijn excuus, ik zal dit niet meer doen dit jaar.

Los van de budgettaire consequenties, stond ik andermaal voor een immens stockageprobleem. Het was duidelijk dat mijn vrouw haar binnenpretjes niet kon verbergen toen ze mij hoorde prutsen en vloeken in de kelder. Ook in mijn wijnkelder ben ik een idealist en moet alles perfect in orde zijn. Boontje komt om zijn loontje, moet ze gedacht hebben, toen ik totaal doordrenkt van onder de wijn uit de kelder kwam gekropen. Een inventieve stapelmethode had het begeven en daardoor stortten zich een paar waardevolle flessen in mijn richting te pletter. Inderdaad, idealisme is pure roofbouw op uw lichaam. Het laat u niet los. Ik zit er nu zelfs over te schrijven. Met veel idealisme hebben we editie 10 van Ken Wijn-magazine andermaal aangepakt. Zouden de criticasters van het idealisme dan toch gelijk hebben? Je moet goed zot zijn om dat nog allemaal te willen doen, maar ik zou het missen mocht ik het niet meer kunnen. Het zal in de genen zitten: eenmaal idealist, altijd idealist. Veel leesgenot en koester je wijnideaal!